Meer over het oog
We spreken van goed zicht als voorwerpen waarnaar wij kijken scherp worden afgebeeld op ons netvlies. Deze scherpstelling treedt op als de lichtstralen die in het oog invallen voldoende worden gefocust. Vergelijk het met zonnestralen die door een brandglas worden afgebogen tot zij in één punt samenvallen: het brandpunt of focus genoemd.
In ons oog zorgt vooral het hoornvlies, en in mindere mate de ooglens, voor dit afbuigen van de lichtstralen tot één brandpunt. Het afbuigen of breken van het licht in het oog tot een punt noemen wij fractie (= deel, breuk) en is een zeer nauwkeurig proces dat bij veel mensen niet optimaal plaatsvindt.
Bijziendheid (myopie)
De groei en ontwikkeling van het oog dient zo nauwkeurig plaats te vinden dat door het hoornvlies en lens gebroken lichtstralen juist op het netvlies tot één punt samenvallen. Bij bijziende mensen zijn de ogen in verhouding te lang, waardoor doorvallende lichtstralen in één punt vóór het netvlies samenvallen in plaats van erop. Het bijziende oog buigt de lichtstralen eigenlijk te sterk af. Het gevolg is dat men op afstand niet scherp ziet. Er is een brillenglas nodig dat ervoor zorgt dat de lichtstralen minder sterk gebroken worden: een glas met een negatieve sterkte (holle of ‘min’-glazen). Bijziendheid tot een sterkte van ongeveer -10 dioptrieën kan met een laserbehandeling van het hoornvlies worden verholpen. Afwijkingen hoger dan -10 dioptrieën kunnen door middel van een lensoperatie worden behandeld.
Een normaal oog heeft een lengte van ongeveer 24 mm. Als de natuur zich vergist en het oog slechts 1 mm langer maakt, betekent dat voor de persoon in kwestie dat hij al een bril met een sterkte van -3 dioptrieën zal moeten dragen. Een procentueel kleine vergissing van de natuur heeft dus al een redelijk sterke brilafwijking tot gevolg. En een duidelijk verminderd zien op afstand. Iemand met een brilsterkte van -3 dioptrieën, ziet vanaf 33 cm niet meer scherp.
De oorzaken van bijziendheid zijn niet volledig bekend. Erfelijke factoren spelen een duidelijke rol: binnen een familie zijn vaak meerdere personen bijziend. Bijziendheid door lengtegroei begint meestal rond de lagere schoolleeftijd en stabiliseert zich in principe voor het begin van de volwassenheid. Zij hebben een bril of contactlenzen nodig om de breking van het licht opnieuw en beter te laten plaatsvinden. Dit noemen wij het refractiepunt. Het brandpunt bevindt zich dan juist op de gele vlek van het netvlies, dat is een gespecialiseerd deel van het netvlies waar wij het beste mee kunnen zien.
Verziendheid (hyperopie)
We spreken van verziendheid wanneer het oog in verhouding te kort is en de doorvallende lichtstralen in een punt áchter het netvlies samenvallen in plaats van op het netvlies. Iemand met volgroeide ogen heeft een bril met plusglazen nodig om de lichtstralen extra sterk te breken, zodat zij op het netvlies samenvallen.
Verziendheid kan vanaf de geboorte aanwezig zijn of later, vaak rond de adolescentie, optreden. Dit begint vaak met hoofdpijnklachten. Tot een sterkte van +2.50 (+3) dioptrieën kan verziendheid met een laserbehandeling van het hoornvlies worden verholpen.
Astigmatisme (cilinderafwijking)
Van astigmatisme spreken we indien de kromming van het hoornvlies niet in alle richtingen gelijk is, zoals bij een voetbal. Het hoornvlies van een astigmaat lijkt meer op een rugbybal. Men spreekt ook wel van een cilindrische of asferische afwijking. De afwijking is al bij de geboorte aanwezig en verandert meestal niet gedurende het leven. Astigmatisme kan tot een sterkte van 4 dioptrieën met de laser worden behandeld.
Ouderdomsverziendheid of presbyopie
Rond de leeftijd van 40 à 45 jaar hebben mensen vaak een leesbril nodig. De ooglens veroudert, wordt harder en kan minder goed van bolling wisselen. In tegenstelling tot bij- of verziendheid of astigmatisme, kan deze tekortkoming niet met een laserbehandeling worden verholpen.